Op 14 oktober gonsde door Maassluis het bericht dat er een logger uit hun woonplaats zou zijn vergaan. Schipper Poldervaart van de Maassluizer logger Maria Wilhelmina bracht de tijding dat door een Schevenings vissersvaartuig - die hij kennelijk had gepraaid - de logger Secunda nog drijvende, maar ondersteboven in zee was gezien. De eerste betrouwbare berichten volgden al snel. Het loggerschip VL 86 bracht verscheidene breels van de Secunda aan wal en op Vlieland spoelde een naambord aan met het opschrift MA 43. Voorts dreven bij Texel vaten, wrakhout en scheepsartikelen aan die van het verongelukte vaartuig afkomstig waren. Op 15 oktober melde Texel dat daar enkele lijken waren aangespoeld. Dezelfde dag spoelde weer materiaal aan, eveneens voorzien van het scheepsnummer. Het wrak zelf spoelde bij De Koog op Texel aan. Toen het vaartuig werd doorzocht werden nog vijf lijken in de kooien aangetroffen. Uiteindelijk konden zeven bemanningsleden uit o.a. Maassluis, Vlissingen, Waarder, en ’s-Gravenzande worden geborgen en op Texel worden begraven. De Scheveningse matroos Teunis Harteveld, vader van zeven kinderen, werd niet gevonden.

Teunis Harteveld had eerder in december 1863 drie broers aan de zee verloren. In januari 1864 had hij als 18-jarige jongen toegezien toen zijn 54-jarige vader op de Scheveningse pink De Vrouw Pieternella overboord sloeg en verdronk. Al heeft hij het zelf niet meer meegemaakt maar in 1891 verdronk zijn zoon Teunis- op de SCH 5 'De Jonge Teunis van Duin' en zoon Cornelis- kwam in 1916 om op de SCH 126 'Wilhelmina'.  Bovendien kwam kleinzoon Teunis in 1918 om op de SCH 106 'Petronella'. 

Voorts kwamen om - voor zover bekend:

Van Maassluis:

Johannes de Boom, schipper

Maarten van der Mey, matroos

Jan Breggeman

Cornelis Kwak

Van Vlissingen:

Cornelis Koster

Van 's-Gravenzande:

Nol van Veen

Van Waarder:

Marinus Schouwenaar

En:

Gerrit Voogt.