Met zes bomschuiten achter elkaar zouden ze ’s avonds om tien uur de haven van IJmuiden binnenlopen om voor het toenemende slechte weer te kunnen schuilen. Met de eerste vijf ging het goed, maar de achterste de ‘Cornelis Johannes’ werd door een grondzee opgepakt en tegen het zuidelijke havenhoofd aangesmeten. De schuit werd daarmee vrijwel meteen verbrijzeld. Toen plaatselijke redders het havenhoofd opsnelden bleek er van de schuit al geen stuk meer heel te zijn en was de zevenkoppige bemanning, waaronder drie broers, al een prooi van de golven geworden. Een klein gedeelte van het stukgekraakte dek dreef nog nabij de zuiderpier aan, terwijl er op het strand een deel van de inventaris aanspoelde en door de plaatselijke strandvonder werd geborgen.

 Pieter den Heijer: was die reis ingevallen als een zogenoemd 'steekzêwer'. Mogelijk voor een Arie Pronk. Zijn vader - Jacob den Heijer- was op 6 maart 1883 omgekomen op bomschuit SCH 179 'Noord- en Zuid-Holland'.

Job- Cornelis- en Maarten Mos waren broers:

Maarten Mos: werd op 21 februari door een baggermolen, die tussen de pieren van IJmuiden aan het werk was, opgehaald. Familieleden vertrokken daarop naar IJmuiden voor identificatie van het lichaam.

Job Mos: spoelde op 28 maart op het strand bij Noordwijk aan.

Cornelis Mos: op 5 juli kwam vanuit het IJmuiden het bericht dat daar een in verre staat van ontbinding zijnd lichaam was aangespoeld. Het bleek de derde zoon uit het gezin Mos te zijn. Cornelis, net twee weken getrouwd, kon slechts aan de restanten van zijn kleren worden herkend.

Pieter Vrolijk: op 25 februari spoelde zijn lichaam op het strand van Noordwijk aan en werd vervolgens in die plaats begraven. Zijn vader Machiel Vrolijk verdronk in juni 1896 op de SCH 332 'Johanna Cornelia'.