Op 26 september was de houten zeillogger vanuit Maassluis voor de haringvisserij naar zee vertrokken. Slechts eenmaal –in de eerste dagen van oktober- was het schip op zee waargenomen. Echter na 8 weken was het nog steeds geen haven binnengelopen. Eind november moest met zekerheid worden aangenomen dat het schip tijdens een storm rond 6 oktober met 13 vissers was vergaan. In januari 1906 werd door de verzekeringsmaatschappij Unitas een beloning van ƒ300,00 uitgeloofd aan degene die iets kon melden over een vermoedelijke aanvaring van de ‘Noordzee.’ Behalve dat nog in begin februari 1906 bij het Noord-Hollandse Huisduinen een reddingsboei, gemerkt MA 27 aanspoelde, had de oproep geen resultaat.

* Verder kwamen om:
Cornelis van Schie, schipper 30 jaar, Maassluis
Adriaan Warnaar, stuurman 28 jaar, Maassluis
Jacob van Belzen, matroos 44 jaar, Arnemuiden en zijn zoons:
Joost van Belzen, matroos 23 jaar, en
Theodorus van Belzen, jongste 18 jaar
Nicolaas Hagers, matroos 38 jaar, Schiedam
Gerardus Johannes Houtbraken, matroos 22 jaar, Schiedam
Martinus Adrianus Hogervorst, matroos 31 jaar, Rotterdam
Willem Beekenkamp, oudste 21 jaar, ‘s-Gravenzande
Evert Blok, reepschieter 16 jaar, Rotterdam(?)
Its Koster, afhouder 15 jaar, Rotterdam