Digitaal monument
Door stortzeeën tegen dek en mast geslagen. (1908)
- Scheepsnaam
- Zeeburg
- Scheepsnummer
- SCH 252
- Scheepstype
- Zeillogger
- Datum toedracht
- 30 januari 1908
- Schipper
- Arie Jongejan
- Reder/Rederij
- Jacob den Dulk & Zonen
Betrokkenen
- 30 Arie Jongejan
Toedracht
Op 20 januari 1908 zond reder Den Dulk twee van zijn schepen voor de winterharingvisserij naar de noordwestkust van Schotland. Deze vroege vorm van experimentele visserij had tot doel de vissers in hun beroep bezig te houden en een gunstiger resultaat te verkrijgen dan de trawlvisserij op rond- of platvis gedurende de wintermaanden bood. Het was aanvankelijk de bedoeling om het Schotse Stornoway - gelegen op het Hebriden-eiland Lewis- te bereiken om vanuit die vissersplaats, te haringvisserij uit te oefenen. De twee houten zeilloggers de SCH 252 ‘Zeeburg’en de SCH 307 ‘De Hoop’ kregen echter al tijdens de uitreis met veel stormweer te kampen. Hoewel het Caladonian Canal, een verbinding tussen het noordelijk gedeelte van de Noordzee en de westkust van Schotland, al tientallen jaren gereed was kozen de schippers Jongejan en Pronk vermoedelijk voor de meer noordelijke maar verraderlijke doorvaart van de Pentland Firth. Vast staat dat de ‘Zeeburg’ de wateren rond Stornoway niet bereikte en aan vissen is toegekomen. Stortzeeën bestookten de logger waarbij schipper Arie Jongejan tussen een stuk weggeslagen verschansing en de mast bekneld raakte waarbij zijn borstkas werd ingedrukt en enkele uren daarna overleed. Met veel averij aan de logger koos de bemanning voor de terugreis waarna het in de eerste week van februari, met aan boord het lichaam van hun schipper, Vlaardingen binnenliep van waaruit men reder Den Dulk op de hoogte stelde. Op 5 februari kon bij de burgerlijke stand het overlijden van Arie Jongejan worden aangegeven.
Schipper Johannes C. Pronk van ‘De Hoop’ wist enkele dagen na het ongeluk van zijn collega veilig de haven van Lerwick op de Shetlands te bereiken. Van daaruit bracht hij de reder op zijn beurt op de hoogte en meldde daarbij, dat het door het slechte weer onmogelijk was gebleken om de wateren rond Stornoway te bezeilen. Toen het weer verbeterde kwam schipper Pronk rond de Shetlands, nog aan zes visdagen met zijn vleet toe. Het resultaat was anderhalf kantje haring waarna men ontmoedigd aan de thuisreis begon. Pas op 11 maart liep de SCH 307 de haven van Scheveningen binnen.